- JEROEN JANSSEN SCHEPT BAND TUSSEN LOUIS PAUL BOON, REINAERT DE VOS EN EEN AFRIKAANSE HAAS
Een naïeve schuinsmarcherende hyena (Mpyi), een eerzuchtig luipaard (Nkaka), een rechtvaardige maar niet erg snuggere burgervader
met leeuwenkaag (Ntare) en een langorige geslepen haas (Bakamé).
In Afrika gaan moralistiche dierenfabel met deze figuren in de hoofdrol van mond tot mond, oor tot oor.
Bakamé en een oud boek van Louis Paul Boon, inspireerde de Vlaamse, relatief onbekende stripauteur Jeroen Janssen om een
Belgisch-Afikaanse versie van Reinaert de vos te maken.
'IK HEB MEER AFFINITEIT MET DE HYENA DAN MET DE HAAS'
Met het zopas verschenen Bakamé, een verhaal dat zich afspeelt in Buruseri (een Rwandese verbastering van Bruxelles)
leverde hij zopas zijn totnogtoe beste strip af. Dat de Veertigjarige Jeroen Janssen net Afrika in zijn strips verwerkt is
niet eens toevallig. In 1990 reisde de voormalige postbode zijn (toenmalige) vrouw Myriam achterna, die een job had aangenomen
in de Ecole d'Arts van Nyundo, een dorpje in Rwanda. Een vacature als leraar op een Belgische school daar wees hij af om
kunstleraar te worden aan een middelbare kunstschool. Zijn Afrikaanse sprookje duurde welgeteld vier jaar, tot de genocide
wild om zich heen begon te hakken.
"We konden niet meer op straat komen", herinnert Janssen zich, "en wisten niet wat ze van ons wilden, wat er zou gebeuren. Het
was hectisch. Iedereen was verward." De laatste nacht bracht hij met zijn gezin, waaronder een pasgeboren baby en een anderhalfjarig
jongetje, door onder de lavabo in de gang, "de enige plek waarvan we dachten dat er niet meteen een verdwaalde kogel zou inslaan".
Janssen had zich toen al in alle stilte over Muzungu gebogen, een strip-verhaal waarin de sfeer van zijn nieuwe thuisland
werd weergegeven. Daarin gaf hij er ook de voorkeur aan om de kloof tussen arm en rijk, de boeren en de grootgrondbezitters
aan te kaarten boven het toen al dreigende klimaat tussen Tutsi's en Hutu's. Het verhaal was toen voor bijna de helft klaar, maar werd
onder meer wegens aanpassingsverschijselen pas twee jaar na zijn terugkeer naar België voltooid.
"Ik besefte toen ook pas wat er exact gebeurd was. Ik heb het vervolg op Muzungu dan maar meteen geschreven als analoog naar de genocide."
Vriend en vijand was met verstomming geslagen toen hij in 1998 voor Muzungu niet de debuutprijs, maar wel de Grote Prijs kreeg
uitgereikt op de Haarlemse Stripdagen. Janssens bedje leek gespreid, maar Muzungu bereikte nooit een groot publiek. Een grote uitgever
bleef nadien ook uit. "Ik was teleurgesteld, ja", klinkt het vijf jaar later zacht. "Naar aanleiding van die prijs hebben we het
boek herdrukt, maar amper met resultaat. Ik was totaal onbekend, en dus werd er weinig aandacht aan besteed. De meeste mensen
wisten trouwens niet wat met een album als dat moesten aanvangen. Ik schat dat we er zo'n vijftienhonderd van hebben verkocht."
Janssen bleef trouw aan de kleine Hasseltse uitgeverij Wonderland, zijn ontdekker, met een kleine oplage en weinig tot geen
promotie tot gevolg. Leven kan hij niet van strips. Nog steeds niet. Hij werkt deeltijds in de bibliotheek, maakt zo nu en dan
illustraties in opdracht en is inkleurder voor Klaas Verplanckes grafisch werk voor Zonnestraal. Voor de rest wil hij zich toeleggen op
zijn vrije werk. Strips, bijvoorbeeld.
Samen met de Nederlandse vertaler/auteur Pieter van Oudheusden bracht hij intussen twee niet
Afrika-gerelateerde albums op de markt. Bakamé is het resultaat van een derde samenwerking en kon enkel verschijnen
dankzij een door het Vlaams Fonds der Letteren uitgereikte productiesubsidie en scheppingsbeurs, die Janssen drie maanlonen wist te
garanderen.
"In Rwanda vertelden mijn leerlingen voortdurend de verhalen over de haas Bakamé en zijn compagnie", zegt hij.
"Het waren een soort Reinaert de vos-fabels met Afrikaanse dieren, waarin op nogal moralistische wijze thema's aan bod komen
waaruit moest blijken dat, ik zeg maar wat, gulzigheid gestraft wordt of dat verstand kracht en snelheid overwint.
In die tijd had ik net Wapenbroeders van Louis Paul Boon gelezen, een bewerking van Reinaert de vos. Het was een roman die op een
actuele manier het hedendaagse Vlaanderen beschreef, het goede en het slechte. Ik wilde zoiets ook; op een hedendaagse manier oude verhalen
vastleggen. Ik hou namelijk niet van historische verhalen. Ik leef nu, begrijp deze tijd en wil de dingen rondom mij vastleggen.
In die zin lijkt de structuur van Bakamé op die van Wapenbroeders.
"De figuren uit Bakamé, waarin een sluwe haas de nagel aan de doodskist is van de burgervader van een vredig stadje, kun je ook zo
verplaatsen naar je eigen omgeving. Iedereen zet wel eens de waarheid naar zijn hand, wil iets waar hij geen recht op heeft of zoekt
naar mogelijkheden om profijt te doen. Zelf heb ik meer affiniteit met de hyena dan met de haas. Misschien wel omdat ik dikwijls
iets probeer en het deksel op mijn neus krijg van andere Bakamés."
Erg opvallend in Bakamé is Jansens uitbundige kleurgebruik, dat zo uit de Afrikaanse cultuur ontleend lijkt te zijn. Dat heeft
volgens Janssen zo zijn redenen. "Toen ik in Afrika ging wonen ging ik als vanzelf kleurrijker werken. Het licht schijnt er op een
andere manier, de mensen dragen er bontere kledij, de bloemen en planten er in een kakofonie
kleuren… Hier is alles grijs. Nee, zoiets komt geheel vanzelf. Het is een schilder als Gauguin ook overkomen.
Zijn kleurengebruik werd ook feller en exotischer naarmate hij richting evenaar trok." De Zomergmse tekenaar stipuleert niet
beïnvloed te zijn door de Rwandese (schilder)kunst, "omdat die nogal ingetogen en gesloten is". Liever haalt hij inspiratie uit de
schilderkunst van Kongo. Op de vraag of hij zijn strip in Rwanda zou willen publiceren, schudt hij met zijn hoofd.
"Ik denk dat ze het misschien wel graag willen lezen, maar er heerst daar geen boekencultuur. Bakamé is hier uitgegeven
in hardcover, dat kan niemand daar betalen. Als je erg goedkoop zou uitgeven, mogelijk in zwart-wit, dan misschien…"
Niettemin, en met het risico dat ook dit album het aan de kassa minder doet, schuimt Janssen dezer dagen het Afrikamuseum
in Tervuren af, op zoek naar nieuwe Bakamé-verhalen. Want Janssen en zijn scenarist van Oudheusden willen koste wat het kost een
vervolg op dit eerste verhaal brengen. "Zowel Pieter als ik zijn ondertussen in de ban van deze Bakamé en zijn dierengenootschap. (Grijnst)
Het is de eerste strip waarvan we het beiden jammer von-den dat hij voltooid was."
De Morgen/G. De Weyer/1/12/03
terug
|